Betonnen ‘Lego-blokken’ vormen eerste circulaire viaduct
6 december 2019Innovatieprogramma Circulair Beton van start
25 februari 2020Een economische prikkel kan circulariteit in de bouw versnellen
Een economische prikkel kan circulariteit in de bouw versnellen
‘Als we circulair uitvragen en zo circulair mogelijk aanbesteden en bedrijven lopen tenders mis omdat men niet aan de eisen kan voldoen, dan komt een markt in beweging.' Dat zei Elphi Nelissen op de Nationale Conferentie Circulaire Economie in een debat tussen opdrachtgevers, ontwerpers, bouwers en toeleveranciers.
In het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ is de bouw één van de vijf pijlers. De bouw- en GWW-sector is verantwoordelijk voor 50 procent van het grondstoffenverbruik. Een circulaire bouweconomie voorkomt de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, vervuiling van de leefomgeving en aantasting van ecosystemen. Elphi Nelissen, voorzitter van het Transitieteam, schetst de toekomst: ‘Het eerste doel is in 2023 circulair uit te vragen en in 2030 volledig, dus 100 procent circulair aan te besteden. Daarvoor moet nog enorm veel gebeuren, maar iedere stap in de goede richting helpt.’ Uitdaging is om zo hoog mogelijk op de R-ladder te komen. Dus eerst nadenken over een ontwerp waarbij hergebruik van materialen en componenten veel beter scoort dan recycling van de grondstoffen. ‘Daarvan zijn inmiddels veel goede voorbeelden’, zegt Nelissen. ‘Het demontabele en daardoor herbruikbare viaduct van Rijkswaterstaat, de Tijdelijke Rechtbank, het Alliander kantoor, Circl van ABN Amro; er gebeurt heel veel, bij heel veel bedrijven.’
Economische prikkels
Hoewel de weg naar de circulaire bouweconomie lang is, worden al veel stappen gezet. Nelissen: ‘Als je kijkt naar bewustwording en kennisontwikkeling en waar we vandaan komen, dan is dat een wereld van verschil. Je wilt van knelpunten naar speerpunten; de markt met vraag en aanbod moet ontwikkeld worden. Dat werkt alleen als er economische prikkels zijn. Dan wil je kunnen aantonen hoe circulair je daadwerkelijk bent en wil je dat circulariteit ook beloond wordt. Zo ver zijn we nog niet, maar het gaat wel de goede kant op.’
Meetbaarheid van circulariteit is daarom van groot belang. Het materialenpaspoort, de leidraad CB’23, de MPG (milieuprestatie gebouwen) en MKI (milieukostenindicator) zijn allemaal instrumenten die hieraan kunnen bijdragen. Volgens Nelissen is daarbij belonen cruciaal: ‘Als we circulair uitvragen en zo circulair mogelijk aanbesteden en bedrijven lopen tenders mis omdat men niet aan de eisen kan voldoen, dan komt een markt in beweging. Straffen is hier de negatieve vorm van belonen.’
Beginnen aan de voorkant
In het debat op de conferentie stond de vraag centraal wat bij een uitvraag leidend mag zijn, de MPG of de prestatie op de R-ladder. Voor het bepalen van milieubelasting van bouw- en GWW-werken zijn allerlei systematieken. ‘Het is de bedoeling dat we het probleem niet aan de achterkant oplossen, maar aan de voorkant.’ Dit zegt Niels Ruijter, directeur NVTB. ‘Dat vereist samenwerking, al in een heel vroeg stadium. In de praktijk is dat nog erg moeilijk.’ Frederieke Knopperts (Rijkswaterstaat) beaamt dit. ‘Samenwerken aan de voorkant is erg belangrijk, want 97 procent van de materialen wordt wel gerecycled, maar op een laagwaardige manier. Wil je dat verbeteren, dan moet je in een vroeg stadium dingen anders gaan doen. Daar is het circulaire viaduct een goed voorbeeld van.’ Meer voorbeelden van het hoe het kan zijn nodig. Daarom heeft Rijkswaterstaat een open leeromgeving ingericht waarin kennis gedeeld kan worden.
Crystal Ririassa van het Rijksvastgoedbedrijf is stelliger over de kansen. ‘Wij hebben afgesproken per 2030 al onze opdrachten volledig circulair aan te besteden, samen met ProRail en Rijkswaterstaat. Dat is een gezamenlijke ambitie. We passen nu al meerdere strategieën bij projecten en bekijken wat we daarvan leren. We kijken samen met marktpartijen wat wel werkt en wat niet.’ Die kennis wordt in volgende projecten ingebracht.
Als je kijkt naar bewustwording en kennisontwikkeling en waar we vandaan komen, dan is dat een wereld van verschil.
Uitvraag
De aanpak om tot circulaire bouw te komen verschilt per opgave. Of het nu om nieuwbouw gaat of renovatie, je probeert de lat steeds hoger te leggen, zegt Ririassa. ‘We kijken of we eisen kunnen aanscherpen en of de markt ons daarbij kan volgen.’ Voor versnelling is meer nodig, denkt Stefan van Hoof van VolkerWessels. ‘Koplopers laten mooie voorbeeldprojecten zien, maar het gaat om de 90 procent van de markt die we mee moeten zien te krijgen. De markt komt alleen in beweging als het makkelijk gaat en aantrekkelijk is. Daarvoor is een gemeenschappelijke taal nodig, met eenduidige begrippen en meetmethoden. Een gelijk speelveld en geen wet- of regelgeving die dat tegenwerkt.’ Niels Ruijter beaamt dit: ‘We hebben indicatoren nodig, voor herbruikbaarheid en ecologie bijvoorbeeld, die parallel lopen en door iedereen te hanteren zijn, niet alleen door Rijkswaterstaat of het Rijksvastgoedbedrijf, maar ook door gemeenten in de regio.’
Volgens Menno Rubbens van Cepezed gaat het niet alleen om de uitvraag. ‘Je kunt ook naar jezelf kijken en een project circulair aanbieden. Probeer je opdrachtgever te verrassen. Als je ontwerpprocessen anders inricht en losmaakbaarheid bevordert, dan wordt ieder project al meer circulair, ongeacht het materiaal. Maar goed, het blijft een kip-ei verhaal. Zolang je ‘bovenin’ de R-ladder niets doet, verandert er onderin ook niets en dan blijf je recyclen. Ga je bovenin zitten, bij rethink en reuse, dan kun je een vastgoedvoorraad krijgen die adaptief vermogen heeft. Oude gebouwen kunnen vaak een verschillende functie opnemen, dat is ook de reden waarom ze er al zo lang staan. Heel anders dan een kantoorgebouw van deze tijd. Adaptief maken; dat is een opdracht voor de hele sector.’
Opex
Volgens Rubbens wordt nog steeds bij aanbesteding de operational cost (opex) tijdens het beheer van het vastgoed nauwelijks meegenomen. ‘Een ander ontwerp kan gevolgen hebben voor onderhoud of maakt het mogelijk renovaties uit te stellen. De integratie van capex (initiële investering) en opex mag een prominente plaats krijgen.’ Niels Ruijter: ‘Er is een fixatie op de stichtingskosten en daarna komt er iets anders. Wanneer je aanbiedende partijen betrekt bij het onderhoud na oplevering, krijg je meer mogelijkheden om te sturen, bijvoorbeeld ook op de prestaties, waaronder energie en milieu.’
MPG of R-ladder
De centrale vraag is of we bij aanbesteding open of juist gesloten willen uitvragen. Want de mate van circulariteit beoordelen is één ding, maar waarvoor je als opdrachtgever bij een aanbesteding kiest is een tweede. De MPG is een goed instrument om een score te geven, voor bijvoorbeeld de life cycle impact of toxiciteit en per type bouwmateriaal is dat uit te rekenen. Tegelijk wil je ook zo hoog mogelijk scoren op de R-ladder. Stefan van Hoof: ‘Je gaat op de R-ladder belonen en op MPG maak je de keuze. Je kunt je uitvraag op beide baseren.’
Of dit in de praktijk bij een uitvraag gaat werken is nog de vraag. Methoden als de MPG of MKI zijn niet waterdicht. ‘Zorg eerst dat die methoden gaan werken’, zegt Niels Ruijter. ‘Daarna zou je ook moeten gaan handhaven. Nu is er geen toezicht en als je op papier makkelijk aan eisen voldoet, wordt er ook geen belang aan gehecht.’
In het Transitiebureau Circulaire Bouweconomie werken overheden, bedrijven en kennisinstellingen in opdracht van het kabinet samen aan 100% circulair bouwen in 2050. Circulair ontwerpen en nieuwe vormen van samenwerking tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers en binnen de keten zijn cruciaal om de ambities te realiseren. Tijdens de Nationale Conferentie Circulaire Economie op 3 februari organiseerde het Transitieteam een inleiding door voorzitter Elphi Nelissen en een debat onder leiding van Fred Schoorl (BNA). Aan het debat namen deel:
- Crystal Ririassa (Rijksvastgoedbedrijf)
- Frederieke Knopperts (Rijkswaterstaat)
- Menno Rubbens (Cepezedprojects)
- Niels Ruijter (NVTB)
- Stefan van Hoof (VolkerWessels)