‘Rijkswaterstaat duurzaam en circulair maken is mooie, majeure uitdaging’
4 april 2019‘Circulair bouwen moet het ‘nieuwe normaal’ worden, maar dat is het nog lang niet’
4 april 2019‘In de transitie naar circulaire economie spelen architecten een sleutelrol’
‘In de transitie naar circulaire economie spelen architecten een sleutelrol’
Het stimuleren van circulair ontwerpen en het terugdringen van het grondstoffenverbruik in de bouw is een speerpunt in het beleidsplan en de activiteiten van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA), waar ruim 1.100 architectenbureaus bij zijn aangesloten. Een dag na de presentatie van de Transitieagenda Circulaire Economie, werd begin vorig jaar in de Week van de Circulaire Economie de campagne ‘Wij Gaan Circulair’ gelanceerd. Ten teken dat de BNA zich bewust is van de urgentie én de sleutelrol die architectenbureaus kunnen spelen.
Een circulair businessmodel is het startpunt voor circulaire architectuur. De natuur is inspiratiebron en schoolvoorbeeld van circulariteit. Een bouwwerk is aanpasbaar en flexibel gedurende zijn leven. Een bouwwerk inclusief zijn componenten is eenvoudig te (de)monteren en construeren. En de bouwmaterialen zijn kwalitatief hoogwaardig, niet toxisch en eenvoudig herbruikbaar. Dat zijn de vijf heldere ontwerpprincipes in het manifest ‘Wij Gaan Circulair’, dat sinds de presentatie begin vorig jaar al door bijna 80 architectenbureaus is ondertekend. “Het is een van de vele manieren waarop we onze achterban proberen te betrekken bij de transitie naar een circulaire bouweconomie, die de BNA zelf drie jaar geleden in haar beleidsplan heeft verankerd,” legt BNA-voorzitter Nathalie de Vries uit. “We zijn overtuigd van de urgentie en de noodzaak en participeren daarom in onder andere De Bouwagenda en de begeleidingscommissie Circulaire Economie.”
Sleutelpositie
Juist omdat architecten zich op een sleutelpositie bevinden, in de ontwerpfase van nieuwe gebouwen, gebieden en kunstwerken, kunnen zij de wording van de circulaire bouweconomie volgens BNA-beleidsadviseur Wilma Jansen een boost geven. “Het mooie is dat architecten doeners zijn. Ook als er niet om wordt gevraagd door de opdrachtgever, kaarten ze zelf vaak de circulariteit van het ontwerp al aan. Kan het gebouw in de toekomst, als het zijn functie verliest, worden getransformeerd of gedemonteerd? En wordt het opgetrokken uit materialen die herbruikbaar zijn?” De Vries voegt eraan toe dat nog lang niet alle antwoorden op dergelijke vragen bekend zijn. “Het is een zoektocht. We weten met z’n allen waar we naar toe willen, een honderd procent circulaire bouweconomie, maar we hebben ontwerpend onderzoek, pilots en ambitieuze opdrachtgevers nodig om daar te komen. We steken daarom veel tijd en energie in het verwerven en verspreiden van kennis, bijvoorbeeld via de BNA Academie, hét opleidingscentrum voor architecten en andere ontwerpers, dat veel aandacht besteedt aan circulair ontwerpen en bouwen.”
Intrinsieke motivatie
De intrinsieke motivatie om een bijdrage te leveren aan de circulaire economie, is volgens Jansen groot onder architecten. “Dat zit in hun DNA. Oké, ontwerpen voor de eeuwigheid is wel heel ambitieus, maar iedere architect ontwerpt toch het liefst gebouwen die zo lang mogelijk meegaan of juist heel kort maar demontabel, zoals de tijdelijke rechtbank die cepezed heeft ontworpen. En gebouwen die in staat zijn zich aan te passen aan veranderende gebruikseisen en ontwikkelingen. De grachtenpanden in het centrum van Amsterdam zijn daar een goed voorbeeld van.” De Vries: “In de praktijk lopen veel architecten er nu tegenaan dat de transitie van lineair naar circulair een andere mindset vergt van de opdrachtgevers en bijvoorbeeld de financiers. Verdienmodellen veranderen: het kost soms meer om een circulair gebouw te ontwerpen en te bouwen, maar daar staat een hogere restwaarde tegenover omdat het gebouw bestaat uit materialen en ruimten die kunnen worden hergebruikt of getransformeerd. Wat je nu, aan het begin van het transitieproces ziet, is dat de rolverdeling binnen de bouwketen soms verandert: als de opdrachtgever het voorgestelde herbruikbare materiaal te complex, te risicovol of te duur vindt, gaat de architect op eigen houtje in gesprek met leveranciers om te kijken wat de alternatieven zijn.”
‘Architecten zijn doeners. Ook als er niet om wordt gevraagd door de opdrachtgever, kaarten ze zelf vaak de circulariteit van het ontwerp al aan’
Grote kracht
Volgens Jansen verandert ook de rol van architecten zelf: ondersteund door digitale tools als BIM en parametrische ontwerpsoftware, zorgen ze in de ontwerpfase voor een optimale integratie van aspecten als ‘energiezuinig’, ‘circulair’ en ‘comfortabel’, in combinatie met een zo efficiënt mogelijk gebruik van materialen en grondstoffen. “Binnen de bouwkolom zijn architecten relatief hoogopgeleid en creatief. De transitie van een lineaire naar een circulaire economie, is voor hen een katalysator om de regie weer in handen te nemen en met de andere partijen in de bouwkolom te laten zien hoe het kan en moet.” De Vries: “Architecten denken per definitie in mogelijkheden, niet in beperkingen. In combinatie met hun creativiteit is dat hun grote kracht. Daarom is het goed dat we gewoon aan de slag gaan, aan de hand van de tijdpaden die in onder andere De Bouwagenda en de transitieagenda zijn uitgestippeld. Hoe meer pilots, hoe beter, al is er wel behoefte aan opschaling, want dan komen we er vanzelf achter waar de knelpunten zitten, op het gebied van wet- en regelgeving, aanbestedingsbeleid, financiering, processen en technieken, en kunnen we gaandeweg steeds betere oplossingen bedenken en in de praktijk brengen.”
Goede graadmeter
Jansen voorspelt dat het aantal ondertekenaars van het manifest ‘Wij gaan circulair’, de komende jaren een goede graadmeter zal blijken van de opgang die het circulaire denken onder de BNA-leden maakt. “Het is een onomkeerbaar proces. Door het manifest te ondertekenen, laat een architectenbureau zien dat het de circulaire ontwerpprincipes onderschrijft en ze waar mogelijk toepast. Waarbij het voor alle betrokken marktpartijen en overheden natuurlijk zaak is flink te investeren in dat ‘waar mogelijk’. De Vries: “Met excuses voor de niet-circulaire term, zorgt het manifest binnen de architectenwereld echt voor een olievlekwerking. Ik zie het ook binnen mijn eigen bureau MVRDV. De ondertekening van het manifest gaf de bewustwording een enorme impuls en zorgde ook voor goede discussies, rond vragen als: wat is circulair ontwerpen en bouwen? Zijn we als bureau al circulair? En zo nee: wat moeten we veranderen aan onze manier van werken, adviseren en ontwerpen om het te worden?”