Meten is weten: positieve impact van meetinstrumenten op de bouw
6 februari 2024Column Trudy Rood: Geef circulair bouwen de ruimte
19 februari 2024Volledig circulaire bouw: ‘We hebben biobased materialen nodig’
Volledig circulaire bouw: ‘We hebben biobased materialen nodig’
De Nederlandse bouweconomie moet in 2050 volledig circulair zijn. In 2030 moeten we al op de helft zitten. Wat betekent dit voor de bouw? Wat is er allemaal nodig om deze doelen te halen? Het Transitieteam Circulaire Bouweconomie maakt de balans op. De teamleden verwachten een grote rol voor biobased bouwmaterialen. Hernieuwbare grondstoffen hebben de potentie om veel traditionele bouwmaterialen, gemaakt van primaire en fossiele grondstoffen, te vervangen.
Het Transitieteam Circulaire Bouweconomie deed de afgelopen jaren onderzoek naar het volledig circulair maken van de Nederlandse bouweconomie. We zullen afscheid moeten nemen van een oude manier van denken én werken. Tegelijkertijd moeten we toewerken naar nieuwe marktmodellen en -strategieën. Wat die precies inhouden? Daar zoomden de leden van het Transitieteam (vertegenwoordigers van overheden, de bouw en de infrasector) op in aan de hand van vier thema’s: financiering, hergebruik, langetermijnvisie en doorontwikkeling meetstelsel.
Deze thema’s staan centraal in de laatste vier afleveringen van De circulair bouwen podcast. In aflevering 16 komt het thema ‘lange termijn’ aan bod. Wat is er op lange termijn nodig zodat de bouweconomie in 2050 volledig circulair is? En welke rol spelen biobased materialen daarin?
Biobased kant ook nodig
Tot 2030 trekt de overheid 200 miljoen euro uit om het grootschalig gebruik van biobased bouwmaterialen te stimuleren. Biobased materialen komen uit de natuur en zijn gemaakt van hernieuwbare grondstoffen, zoals hout, gras en stro. Ze groeien op korte termijn terug en zijn recyclebaar of te composteren. Zo kun je bijvoorbeeld denken aan huizen met isolatiemateriaal van bamboe, binnenwanden van hennep en bruggen van hout.
Het is dus een veel duurzamere keuze. Vincent Gruis, hoogleraar Housing Management aan de TU Delft en voorzitter van het Transitieteam Circulaire Bouweconomie, benadrukt dat de bouw hierop moet overgaan. “Met alleen technische oplossingen, zoals het slim hergebruiken van traditionele materialen, halen we de duurzaamheidsdoelstellingen niet. We hebben die biologische kant, de biobased materialen nodig om in de toekomst aan onze vraag te kunnen voldoen.”
Asfalt gemaakt met gras
Biobased materialen kunnen bijvoorbeeld ook gebruikt worden voor het maken van asfalt. Hoe? Dat laten ze zien bij Miscancell in Arnhem. Het bedrijf maakt van olifantsgras (Miscanthus) allerlei soorten grondstoffen, waaronder lignine. Deze grondstof wordt onder andere ingezet als vervanging van petrochemische (fossiele) stoffen in bijvoorbeeld lijm, hars en dus asfalt. Marcel van de Peppel van Miscancell vertelt waarom het zo’n waardevolle grondstof is: “Het is een heel hoog gewas, in de zomer wordt het zo’n 4 meter. Dus het heeft een goede opbrengst.”
Op verschillende plekken in Nederland ligt inmiddels ‘grasfalt’. Veel gemeenten zijn om. Marcel snapt wel waarom, dat heeft te maken met het gebruik van lignine als bindmiddel in het asfalt: “Normaal wordt er als bindmiddel in asfalt bitumen gebruikt. Dat is een afvalproduct uit de olieraffinaderij, grasfalt is een plantaardige tegenhanger. De planten nemen ook nog eens CO2 op, dat ligt vervolgens opgeslagen in bijvoorbeeld een wegdek. Daarnaast voldoet grasfalt aan de eisen: het is sterk, waterbestendig en gaat lang mee.”
Asfalt met zulke positieve eigenschappen, daar zou je alle Nederlandse wegen mee willen bekleden. Marjet Rutten, ondernemer, trendwatcher en aanjager van vernieuwing in de bouwsector, ziet dat nog niet iedereen er zo over denkt. “Veel partijen denken aan de kosten, die willen dat het hetzelfde kost als ‘gewoon’ asfalt. Daarnaast speelt risicomijdend gedrag een rol. Van traditioneel asfalt weet je wat het op lange termijn doet. Iets nieuws is altijd spannend.”
Sneller innoveren dan ooit
Dat biobased producten nog niet helemaal van de grond komen, heeft ook met de ruimte te maken, zegt Vincent. “Hoeveel land heb je straks eigenlijk nodig om al dat biobased materiaal te creëren, kan dat allemaal in Nederland?” Om te kunnen voldoen aan de bouwopgave is 50.000 hectare land nodig in 2030. Vijf jaar later is dat 120.000 hectare. “Dat is 10 procent van het gehele landbouwareaal. Maar dan kun je ook een heel groot deel van de bouwopgave voorzien van biobased materialen.”
Lukt het niet om voldoende biobased producten te produceren, dan zijn er andere mogelijkheden. Om in de asfalthoek te blijven: aan de Croeselaan in Utrecht ligt asfalt waarvoor epoxy-bitumen zijn gebruikt. Maarten Schäffner van advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos vertelt er meer over: “Het bevat lijmsoorten met een langere levensduur. Maar het blijft wel lijm, het is niet biobased.” Het verlengen van de levensduur is een circulaire strategie, maar dat het gewoon ‘lijm is, betekent dus wel dat er fossiele brandstoffen voor gebruikt worden. Maarten denkt daarom dat het asfalt van olifantsgras en het gebruik van epoxy-bitumen elkaar kunnen aanvullen. “We staan voor een enorme uitdaging. De wereld verandert sneller dan ooit. En we moeten dus ook sneller dan ooit innoveren. Het is alsof we opnieuw naar de maan moeten vliegen. We redden het niet met vliegtuigen, we moeten raketten bedenken. Baanbrekende innovaties dus.”
Niet zomaar opgeven
Maar we komen er niet met alleen slimme oplossingen en technische innovaties. Maarten: “We moeten ook bereid zijn op een andere manier te gaan denken. Iedereen in de bouw zal het accent meer op de lange termijn moeten gaan leggen, we moeten ons meer op waarde richten en onze ruimte anders gebruiken. We bouwden jarenlang ongestoord, nu zullen we ook rekening moeten gaan houden met de aarde.”
Traditioneel bouwen moet minder aantrekkelijk worden. Daarom komt de investering van 200 miljoen in biobased bouwen als geroepen. Dit enorme bedrag gaat zeker helpen, zegt Marjet. Toch blijft er een ‘maar’. “Het zou meer effect hebben als de overheid een strengere norm stelt aan hoeveel milieu-impact een product of een sector totaal mag hebben. Maar dat is ingewikkeld, iedereen moet mee kunnen komen. Daarom geeft de overheid liever subsidie om het goede te stimuleren, in plaats van het slechte te verbieden.”
Daarnaast is er volgens Marjet te weinig kennis over duurzaam bouwen. Daarom voelt niet iedereen de urgentie. “Dat geldt vooral voor de lokale overheden. En daar kunnen we juist veel duurzame keuzes gaan maken.” Lokale overheden hebben namelijk een groot deel van de infrastructuur in bezit: kilometers asfalt, bruggen en viaducten. Maar bovenal moeten we niet zomaar opgeven en projectoverstijgend innoveren. Marjet: “Een partij wilde biobased geluidsschermen ontwikkelen voor langs de snelweg. Uiteindelijk lukte dat in dit project niet en toen stopte het innovatieproject. Maar waarom stop je dan? Er moeten alsnog nieuwe geluidsschermen komen voor andere projecten. Blijf investeren in die innovatie, later zie je wel waar je het precies gaat toepassen.”