‘Dringende behoefte aan optimisme over circulair bouwen’
21 mei 2024CO2-budget maakt bouw bewust van grenzen aan uitstoot
5 juni 2024Materiaalschaarste maakt circulair installeren steeds noodzakelijker
Materiaalschaarste maakt circulair installeren steeds noodzakelijker
“De nood is groot en die wordt alsmaar groter doordat belangrijke materialen steeds schaarser worden.” Daarmee opende Thomas Wellink, senior-adviseur duurzaamheid en innovatief bouwen bij RVO, het debat op de VSK-beurs over circulair installeren. Een debat dat begon met de vraag of circulaire installaties wel zo nodig zijn. Dit vroeg gespreksleider Wietse Walinga, directeur van Duurzaam Gebouwd, aan zowel Wellink als Martijn van Leerdam, adviseur bij Alklima. “Circulariteit verdient dezelfde hoeveelheid aandacht als we inmiddels aan duurzaamheid geven”, vertelde Van Leerdam.
Met deze inleidende opmerkingen bevestigden beide deskundigen dat zij wel degelijk veel waarde en belang hechten aan circulair installeren. “Circulair installeren is wel iets anders dan duurzaam installeren. Duurzaamheid is inmiddels een bekend fenomeen dat in bijna alle onderdelen van de installatie- en bouwwereld is doorgedrongen. Circulariteit verdient diezelfde aanpak en aandacht. Maar het probleem daarbij: wat is het verdienmodel?”, zo begon Van Leerdam. “We weten inmiddels dat verduurzaming zich meestal wel terugverdient, maar hoe zit dat met circulariteit?”
Groot aandeel in milieu-impact
Wellink: “Uit onderzoek naar materiaalstromen weten we dat de impact van installaties op de milieubelasting van een gebouw bijzonder groot is. Vanuit de totale levensduur van een gebouw is bijna de helft van de totale milieu-impact gerelateerd aan installaties. De grote impact zien we bij bestaande gebouwen tijdens renovaties, maar ook bij nieuwbouw.” Volgens Van Leerdam begint de route naar een oplossing door goed te kijken hoe producten zijn vervaardigd. “De toestellen van Mitsubishi Electric die wij leveren zijn al voor 95 tot 98 procent recyclebaar. De bottleneck zit bij de markt en de bedrijven die voor het recyclen en terugwinnen van de materialen kunnen zorgen. Mitsubishi Electric voegt de daad bij het woord en bouwt een recycle-fabriek in Moerdijk. Deze zich richt op het recyclen van koper en e-scrap; de moeilijk te recyclen printplaten. Maar dit moet op een veel grotere schaal gebeuren.”
Minder materiaal gebruiken
Maar recyclen is slechts één van de stappen in een circulaire aanpak van materialen. Het recyclen van materiaal, maar ook het reviseren van systemen of het refurbishen en opnieuw gebruiken van afgedankte producten zijn belangrijke stappen, maar zitten allemaal nog onderaan de R-ladder strategie. Wie echt vooraan in een project al met circulariteit wil beginnen, start met ‘Rethink’ en ‘Refuse’; stappen die we al in het ontwerp en bij de aanbesteding moeten inzetten. Wellink: “Laten we ook eens goed nadenken hoe we ervoor zorgen dat een gebouw met zo weinig mogelijk installaties toe kan. Dan ben je voorbereid op toekomstige schaarste van kritieke metalen en beperk je de economische afhankelijkheid van bepaalde landen of regio’s”, zegt Wellink.
“Kritieke grondstoffen zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van allerlei producten, maar laten we zorgen dat deze niet verloren gaan”, gaat Van Leerdam verder. “Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij fabrikanten. ‘Design for disassembly’ moet echt het uitgangspunt voor elk product of elke installatie zijn. Dat betekent zoveel mogelijk mono-materialen toepassen en de losmaakbaarheid van deze materialen eenvoudig houden. Het moet vanaf nu mogelijk zijn om alle kritieke grondstoffen uit de nieuwe producten te halen zodra deze aan het einde van hun levensduur zijn. Zo kunnen we in de toekomst, met alle producten die we nu al in Europa hebben, voorzien in de grondstoffen die we voor toekomstige producten weer nodig hebben.” “Als we daarvoor zorgen, kunnen we nieuwe producten ook in de komende decennia betaalbaar en eerlijk toegankelijk voor iedereen maken”, aldus Wellink.
Belang van Europees beleid
Zowel Wellink als Van Leerdam kijken met vertrouwen naar het beleid dat wordt ontwikkeld. Beiden zijn voorstander van de implementatie van Europees beleid op dit gebied, zodat de industrie een gelijkspeelveld heeft. “Het is niet gewenst dat elk land zijn eigen eisen stelt, omdat het dan voor fabrikanten onmogelijk is om daarop te ontwikkelen. Een belangrijke start vormt het productpaspoort. Wij weten van onze producten inmiddels exact wat erin zit. Het toepassen van materiaalpaspoorten voor een gebouw zou een goed uitgangspunt zijn voor circulariteit, zeker bij de opstart van een nieuw project.”, denkt Van Leerdam, “en op basis hiervan nemen we dan beslissingen, zoals we dat nu ook bij duurzaamheid doen.”
Ook Thomas Wellink denkt en verwacht dat steeds meer partijen de komende tijd de Nationale Milieudatabase zullen ontdekken en omarmen. “Uiteindelijk is het belangrijk dat ontwerpers ook gaan ontwerpen en engineeren op basis van informatie uit die milieudatabase. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) vervult daarin bijvoorbeeld een voortrekkersrol. Zij gaan veel sneller dan de regelgeving voorschrijft naar aanbestedingen waarin circulariteit een prominente rol vervult. Het RVB heeft inmiddels het uitgangspunt ‘we bouwen duurzaam en circulair of we bouwen niet’.”
Van Leerdam denkt dat een dergelijk sturen op milieu-impact uiteindelijk positief is voor fabrikanten die voorop willen lopen. “Mitsubishi Electric introduceerde onlangs een warmtepompserie die specifiek is ontwikkeld om de milieubelasting te reduceren. Deze lucht/water-warmtepomp presteert net zo goed als zijn voorganger maar weegt nu 39 in plaats van 53 kilogram, waarbij hoeveelheid toegepaste koper is gereduceerd van 6,3 kilogram naar 350 gram.”
Naar eerlijke rekenmethode
Van Leerdam is blij dat in de komende tijd de rekenmethode die nu van toepassing is voor de Nationale Milieudatabase wordt herzien. “De huidige methode is niet helemaal compleet, waardoor warmtepompen wellicht onvoordelig naar voren komen.” Wellink is op zijn beurt blij met de uitbreiding van de reikwijdte van de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG). Nu is de MPG verplicht bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de nieuwbouw van kantoren en woningen. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Behalve een aanpassing van de methodiek voor de MPG-berekening, worden bij de uitbreiding ook nieuwe gebouwtypen toegevoegd. Het gaat om gebouwen die eerder nog niet binnen de MPG-methodiek vielen. Denk hierbij aan winkels, sportgebouwen of scholen.
Voor installateurs zal circulariteit in de dagelijkse praktijk nog niet direct een enorme impact hebben. Vooral opdrachtgevers, ontwerpers en adviseurs houden zich er nu mee bezig. Wellink hoopt en verwacht dat deze partijen, die vooraan in het bouwproces zitten, behalve naar kosten en het verlagen van de CO2-uitstoot ook steeds kritischer naar de keuze van materialen zullen kijken. Maar waar moet een installateur beginnen, als hij zich met circulariteit wil bezighouden, vroeg Walinga tot slot van het debat. Van Leerdam: “Belangrijkste is dat ook installateurs zich bewust worden van de noodzaak. De materialen die zij en wij nu gebruiken zijn echt schaars. Ik hoop dat zij zich steeds vaker hiervan bewust zijn en de juiste keuzes voor bepaalde materialen maken.” Wellink: “Ik hoop ook dat zij circulariteit omarmen. Dat betekent bijvoorbeeld ook een stukje soberheid. Kan een project misschien met wat minder techniek? Moet je per se een nieuw toestel aanbieden?” “We moeten gebruik maken van de ‘rente’ die de aarde ons biedt, zonder dat we nog aan het ‘kapitaal’ van de aarde komen”, besluit Van Leerdam.
Innovaties niet tegenhouden
De beide specialisten zien nog flink wat obstakels op de weg. Zo kwamen er de afgelopen jaren producten op de markt die, als het gaat om bijvoorbeeld de snelheid van installeren, een flinke vooruitgang betekenen. “Denk bijvoorbeeld aan de transitie in leidingwerk, van stalen buizen met stalen koppelen naar meerlagenbuis in combinatie met snelkoppelingen. In de tijdgeest een goede ontwikkeling, maar wel ontwikkelingen die recycling moeilijk maken omdat deze producten bestaan uit verschillende materialen”, weet Van Leerdam. Tegelijk is hij van mening dat je dergelijke productontwikkeling ook niet moet tegenhouden. “In een gebouw zitten ‘stille producten’, zoals steen, glas, beton en hout. Die gaan vele decennia mee, soms wel 100 jaar of langer. Maar technische onderdelen en systemen zullen we met regelmaat moeten vervangen, omdat we steeds weer innovatieve of zuiniger systemen bedenken. Je zou niet willen dat we nog steeds met dezelfde installaties moeten werken die 75 jaar geleden werden ontwikkeld, dan sla je de plank op duurzaamheid mis.”