‘Voor circulariteit is een systeemverandering nodig’
3 juni 2020De rauwe werkelijkheid van de Binckhorst
30 juni 2020‘Hout in de GWW biedt circulaire kansen, meer kennisdelen nodig’
'Hout in de GWW biedt circulaire kansen, meer kennisdelen nodig'
Hout is een kansrijk materiaal voor circulair bouwen in de GWW. Maar voor het bouwen van een houten fietsbrug, vangrail of lichtmast is veel specifieke kennis nodig. Samenwerking en kennisdeling zijn daarom meer nodig dan ooit, zeggen deskundigen.
Houten constructies zie je weinig in de grond-, wegen- en waterbouw. Er zijn wel damwanden, sluisdeuren en remmingswerken van hout, maar meer dan 92% van alle bouwwerken zijn van staal, beton, kunststof en asfalt. Hout als bouwmateriaal komt echter meer in beeld omdat de overheid doelstellingen over het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare grondstoffen uit duurzaam beheerde bronnen heeft vastgesteld. Dit wordt nog versterkt doordat er in de toekomst onvoldoende ander materiaal vrijkomt om aan de vraag naar circulaire bouwstoffen te voldoen, blijkt uit een analyse van EIB. Bouwen met biobased materialen verdient daarom meer aandacht, en hout biedt daarbij veel kansen.
Milieukostenindicator
Het belangrijkste voordeel van hout is dat er bij de productie veel minder CO2 vrijkomt dan bij andere bouwmaterialen zoals staal en beton. Doorrekening per toepassing van de diverse bouwmaterialen met de Milieukostenindicator laat volgens onderzoeksbureau Nibe zien dat het gebruik van hout minder schadelijk voor het milieu is dan alternatieve bouwmaterialen.
Eric de Munck van Centrum Hout is een warm pleitbezorger van het gebruik van duurzaam hout bij en rondom (snel)wegen. ‘Hout doet in veel gevallen namelijk niet onder voor bijvoorbeeld beton of staal’, zegt De Munck. ‘Hout is de meest natuurlijke, energie-efficiënte en milieuvriendelijke grondstof. Het is dus de spil voor een economisch model dat grondstofefficiëntie als basis heeft. Hout heeft een CO2-footprint die lager is dan beton, staal en kunststof. Elke kuub hout legt daarnaast ook nog eens bijna een ton CO2 (900 kg/m3) vast en als je de CO2-uitstoot van materialen die je uitspaart daarbij optelt, is de totale klimaatwinst zelfs twee ton CO2.’
Als houten toepassingen goed worden ontworpen en geplaatst, kunnen ze minimaal de ontwerp-levensduur mee en hebben ze weinig onderhoud nodig. Zo zijn er sluisdeuren die een levensduur van meer dan 100 jaar hebben gehaald. Daarnaast heeft hout een bepaalde esthetische waarde en toont het de duurzame ambities van de opdrachtgever. Naast de damwanden en sluisdeuren zijn ook de houten geleiderails, bruggen, lichtmasten en portalen kansrijk, aldus adviesbureau Twynstra Gudde in Verkenning ketensamenwerking hout in de GWW.
Gebrek aan kennis
Dat bouwers hout niet op grote schaal in de GWW toepassen komt grotendeels door een gebrek aan kennis op dit moment, aldus Jeroen Nagel (adviseur circulaire economie bij Rijkswaterstaat). Dat tekort openbaart zich onder andere in vooroordelen. ‘Hout rot’ is een gevleugelde uitspraak onder bouwers net als ‘Hout is voor de open haard.’ Hout wordt met andere woorden nog vaak gezien als risicovol materiaal, dat kwaliteit verliest, snel brandt en meer onderhoud behoeft dan kunststof en staal.
Onterecht, aldus Nagel. Hout kan wel degelijk langdurig dienen als betrouwbaar materiaal, alleen is er kennis nodig voor de juiste toepassing. Dat onderschrijft Wolfgang Gard, senior researcher bio-based materials aan de TU Delft: ‘Als er te weinig kennis is over een materiaalsoort, bestaat het risico dat het materiaal verkeerd wordt toegepast. Bij grote houten constructies zoals bruggen kan dat natuurlijk gevaarlijk zijn. Verkeerde toepassingen leiden zo tot weerstand tegen het gebruik van dit materiaal. Omgekeerd kun je pas creatieve oplossingen gaan verzinnen als je de geschikte basiskennis hebt. Een student die nauwelijks in aanraking is geweest met kennis over hout, zal later in zijn of haar werk geen houten constructies gaan ontwerpen.’
Gard ziet op de universiteit dat hout als onderwerp om ruimte in het curriculum concurreert met andere materialen, zoals staal en beton. Evert Schut, adviseur bij Rijkswaterstaat, ziet die concurrentie ook in de praktijk. ‘Je moet aantonen dat hout voldoet aan alle functionele eisen. Kan een houten brug net zoveel verkeer aan als een betonnen brug? Het is erg belangrijk om de bedenkingen van technici en bouwers daarbij serieus te nemen. Zij zijn verantwoordelijk, zowel technisch als financieel. We moeten dus met elkaar helemaal uitpluizen wat de reële mogelijkheden zijn.’
Om de kip-en-ei situatie op te lossen en de vraag naar houten constructies te vergroten, is er meer kennis in de hele keten nodig, daarover is iedereen het wel eens. Gard: ‘De opdrachtgever moet weten welke mogelijkheden hout biedt, de ingenieurs moeten weten hoe ze houten constructies moeten berekenen en de aannemers en uitvoerders hoe ze met het materiaal om moeten gaan. Dus ook de opleidingen moeten op alle niveaus, van WO tot MBO, het kennisaanbod vergroten.’
Gebeurt dit niet, dan ziet Gard de concurrentie uit het buitenland alleen maar toenemen. Voor de grotere hout-projecten worden nu bedrijven uit Duitsland en Oostenrijk ingezet. Gard: ‘Nederland heeft één universiteit waar beperkt onderwijs wordt gegeven in hout-toepassingen. In andere landen vindt dat op veel meer kennisinstellingen en in meerdere steden plaats. En dat terwijl Nederland zo’n rijke traditie heeft in bouwen met hout. Denk alleen al aan funderingspalen, sluisdeuren, bruggen, kerktorens en historische gebouwen. Die kennis en ervaringen moeten we weer opbouwen en vastleggen.’
De opdrachtgever moet weten welke mogelijkheden hout biedt, de ingenieurs moeten weten hoe ze houten constructies moeten berekenen en de aannemers en uitvoerders hoe ze met het materiaal om moeten gaan
Kosten
Hout toepassen in de GWW vraagt ook om een andere werkwijze van opdrachtgevers. Jeroen Nagel: ‘Voor Rijkswaterstaat is het vrij nieuw om naar materialen te kijken bij het plannen van projecten. Voorheen ging het bij aanbestedingen vooral om de functie van een project: “bouw een brug”, vaak wel met generieke duurzaamheidseisen. Nu beginnen we inzicht te krijgen in de milieu-impact van de materialen die aannemers daarbij gebruiken.’
Punt is dat kosten allesbepalend zijn in de bouw en dat bouwers precies weten wat ze aan staal en beton kwijt zijn. Voor hout geldt dat veel minder. Twynstra Gudde constateert dat bouwers pas gaan investeren in hout-innovaties als ze zeker weten dat er genoeg vraag is. En in het verleden hebben opdrachtgevers daar niet altijd zekerheid over kunnen bieden. De uitvraag en de aanbestedingen van de opdrachtgevers, waarvan Rijkswaterstaat de grootste is, zijn dus ook een belangrijke factor voor meer toepassingen van hout.
Import
Daarmee zijn de obstakels nog niet uit de weg geruimd, want ook de beschikbare voorraad speelt een rol. De vraag naar hout gaat in de komende jaren sterk groeien, aldus Nagel. Niet alleen voor de bouw maar ook voor de energievoorziening. Nederland is daarbij voor een groot deel afhankelijk van import. Niet alle soorten hout kunnen zomaar geïmporteerd worden, daar moeten wel eisen aan worden gesteld, zo zegt Diederik Heij van overheids-inkooporganisatie PIANOo: ‘Gebruik van hout in bouw en GWW in plaats van metaal of beton levert je project direct milieuwinst op. Het hout moet uiteraard wel uit duurzaam beheerd bos komen, wat voor mij betekent: beperkt kappen onder goede arbeidsomstandigheden en tegen een eerlijke prijs. En benut ook het hout, dat afkomstig is uit het eigen bosbeheer.’ In de praktijk betekent dit het hout gecertificeerd moet zijn volgens TPAS (Timber Procurement Assesment System), waar onder andere de bekende FSC of PEFC-normen aan voldoen.
Ketensamenwerking
Kansen, problemen en kennislacunes doen zich dus voor in alle schakels van de keten. Zowel bij opdrachtgevers als leveranciers. ‘Daarom is de samenwerking in de hele keten zo belangrijk’, zegt Nagel, om van elkaar te leren. ‘Partijen met verschillende belangen zullen met elkaar om tafel moeten.’
Frederik de Vries, adviseur bij Rebel Group, is al een tijd betrokken bij een publiek-private samenwerking in de hout-keten voor de GWW op initiatief van RWS; de zogeheten ‘coalition of the willing’. Samenwerken gaat niet vanzelf. De Vries signaleert dat partijen vaak niet van elkaar weten wat de ander beweegt en hoe men werkt. De Vries: ‘Het kost gewoon tijd om elkaar te leren begrijpen en te starten met samenwerking.’
Daarnaast speelt er nóg een specifiek probleem in deze publiek-private samenwerking, en dat is het imago van houtgebruik. De Vries: ‘Bomen kappen stuit bij veel mensen op bezwaren. Het klinkt niet erg duurzaam. Dat duurzaam beheerde bossen juist gebaat zijn bij gecontroleerde kap vergt veel uitleg. Opdrachtgevers in de publieke sector zijn daarom soms huiverig zich te associëren met het gebruik van hout.’
Een ander probleem is dat publieke opdrachtgevers zich vaak niet achter één specifieke grondstof willen scharen. Waarom wel het een en niet het ander? De Vries: ‘Dat argument pareren we door met behulp van Levens Cyclus Analyses aan te tonen wat de maatschappelijke en milieu-impact is van houtgebruik. Daarnaast kijken we ook naar de financiële business case door zowel aanschaf als onderhoudskosten in beeld te brengen.’
De Vries vertelt dat de ‘coalition of the willing’ nu de stap naar verdere professionalisering wil maken. ‘We hebben echt commitment nodig zodat we de gezamenlijke ambities kunnen vertalen in plannen die effect sorteren. We willen nog een paar provincies en waterschappen overtuigen om mee te doen.’
Amsterdam
Eén van de partijen die al meedoet is de gemeente Amsterdam. Annemiek Vos, coördinator duurzaamheid bij het ingenieursbureau van de gemeente: ‘We zijn voorstander van meer houttoepassingen in de openbare ruimte. In een beperkt aantal projecten kiezen we nu nadrukkelijk voor hout als materiaal. Bijvoorbeeld bij een fietsbrug, in speeltuinen en bij straatmeubilair. Het zijn de voorzichtige eerste stappen bij het herontdekken van de potentie van hout. En gelijktijdig breiden we ons netwerk uit. Deze projecten dienen er ook voor om de weerstand die hier en daar aanwezig is te challengen en vragen te beantwoorden. Vragen over bijvoorbeeld esthetiek, levensduur en Total Cost of Ownership.’
Ook Vos onderstreept het belang van samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en marktpartijen om ervoor zorgen dat hout weer meer toegepast wordt in de openbare ruimte.
Coalitie zoekt meer partners
Het doel van ‘the coalition of the willing’ is dat hout wordt erkend als duurzaam product dat positief bijdraagt aan het klimaat en ontbossing tegengaat, en dat het in de hele keten optimaal ingezet wordt als circulair bouwmateriaal. De coalitie streeft daarom naar optimale samenwerking en kennisdeling bij alle partijen in de GWW.
Deelnemers nu zijn onder andere Rijkswaterstaat, Centrum Hout en de Gemeente Amsterdam, met support van inkooporganisatie PIANOo en de provincies Noord- en Zuid-Holland.
Jeroen Nagel is één van de drijvende krachten achter het samenwerkingsverband: ‘We zitten nu met aannemers, ingenieursbureaus, waterschappen en provincies om de tafel om te praten over de samenwerking. We zien graag dat zoveel mogelijk partijen uit de keten mee gaan doen.’
Bent u geïnteresseerd in deelname, mail dan naar zinzi@newwavecollective.nl.