‘Schreeuw het van de daken dat je circulair aan het delven bent’
20 juni 2022De Circulaire Weg 2.0: opschalen graag!
22 juli 2022Uniforme meetmethode voor losmaakbaarheid in de GWW in ontwikkeling
Uniforme meetmethode voor losmaakbaarheid in de GWW in ontwikkeling
Losmaakbaarheid is geen nieuwe term. Er wordt al jaren gekeken naar manieren om (delen) van bouwwerken en kunstwerken in de infrastructuur opnieuw te gebruiken of modulair te bouwen. En toch is het nog niet zo eenvoudig. Mike van Vliet (Alba Concepts) en Maarten Schäffner (Witteveen+Bos en Transitieteamlid) vertellen waarom en hoe zij werken aan een methode om losmaakbaarheidskansen in GWW-projecten te beoordelen.
Voor de Burgerlijke & Utiliteitsbouw-sector (B&U) bestaat er al een methode (zie o.a. Circular Buildings, handreiking PIANOo) om losmaakbaarheid van gebouwen te beoordelen en berekenen. Hiermee worden alle onderdelen - ofwel deelobjecten van een gebouw - in kaart gebracht, maar ook hun onderlinge verbindingen. Vervolgens wordt beoordeeld hoe ‘losmaakbaar’ die verbindingen zijn. Mike: 'In de B&U-sector kunnen we al goed uit de voeten met Circular Buildings (van DGBC). Hierin zijn de 27 factoren uit de oorspronkelijke theorie teruggebracht naar 4 technische factoren die makkelijk toepasbaar zijn in de praktijk. Zo is bijvoorbeeld het type verbinding in de B&U heel relevant, maar ook of elementen met verschillende levensduren elkaar doorkruisen. Dit is uitgedrukt in verschillende factoren.'
De vraag rees: kan deze methode, eventueel met aanpassingen, ook werken voor de GWW? Alba Concepts voerde hiervoor een verkenning uit. 'We keken naar de verschillen tussen de twee sectoren, de bruikbaarheid van Circular Buildings voor de GWW en zo ja, naar wat er nog nodig is om die methode geschikt te maken voor de GWW,' vertelt Mike. 'Dat bleek mogelijk, maar er zijn wel grote praktische verschillen tussen beide sectoren. Bij een gebouw kun je er een hek omheen zetten en het rustig uit elkaar halen. Maar de meeste bouwwerken in de GWW hebben een toegankelijkheidsfunctie, die vaak ook economisch van belang is. Een weg of brug sluit je dus niet zomaar voor lange tijd af.'
Hoe werkt dat dan in de praktijk?
In de voorbeeldmethode in deze verkenning beoordeel je alle elementen van een bouwwerk op ongeveer 11 factoren. Dat zet je (per element) in een scoringstabel, waar een score uitrolt van 0 (niet losmaakbaar) tot 1 (volledig losmaakbaar). Daar zie je gelijk een tweede verschil tussen de twee sectoren: in de bouw beoordelen we bouwproducten, maar in de GWW zijn er meer functies waar bouwtypes significant verschillen. Van sluizen tot beschoeiing, wegen en riolering – bij de ene is het type verbinding belangrijker dan de randopsluitingen, de ander lijkt juist veel op een gebouw (en de beoordeling dus ook). Mike: 'Daar moeten we dus nog verder naar kijken. Welke functies zijn er, kun je het specifieker of juist uniformer maken, en zijn er meer factoren die beoordeeld moeten worden dan deze eerste 4? We spraken voor deze verkenning met allerlei experts en hebben aanbevelingen gedaan om de methode nog passender te maken voor de GWW.'
Maarten geeft een voorbeeld: 'De lange levensduur van constructies speelt mee: ze moeten vaak zo’n 100 jaar meegaan. Ze moeten dus sterk en vast zijn. Dat levert dilemma’s op. Het circulaire viaduct bij Kampen bijvoorbeeld, was volledig gemaakt van losse elementen. Het is een soort Legobrug en scoort goed op losmaakbaarheid. De keerzijde: er moest veel meer materiaal in de losse elementen gezet worden dan bij een ‘gewone’, slanke brug én de brug moet daardoor zeker 4-5 keer voor 40 jaar gebruikt worden om qua milieu-impact te concurreren met een gewone brug. Een mooi experiment, maar dus niet direct circulair. Losmaakbaarheid op zichzelf brengt niet álles met zich mee.'
Dus is losmaakbaarheid niet de heilige graal? Wat zijn de risico’s van zo’n methode?
Mike vult aan: 'Losmaakbaarheid is niet dé oplossing, de meetmethode is een middel. Een product kan enorm losmaakbaar zijn, maar dat betekent niet dat het de beste oplossing is op dat moment. Je moet dus wel blijven afwegen op verschillende circulaire aspecten. Bijvoorbeeld: ga je voor nu impact maken met een zo laag mogelijke CO2-uitstoot, of ga je voor nu meer uitstoot en de impact verspreidt over 100 jaar? Met de methode hopen we dat het mogelijk is om elk object, product of element te beoordelen op losmaakbaarheid en dan zelf na te denken over het hogere doel. Een losmaakbaar gebouw is niet per se een herbruikbaar gebouw. Je kan een gebouw volledig losmaakbaar bouwen en vervolgens alsnog storten of verbranden. Het is wel een randvoorwaarde om hergebruik in de toekomst mogelijk te maken.' Ook Maarten waarschuwt: 'Bij duurzaamheid heb je vaak op een gegeven moment zoveel indicatoren dat het niet meer werkbaar is en je partijen later in de keten beperkt. We willen dat je losmaakbaarheid objectief kan berekenen, en dan pas bepaalt hóe je die resultaten toepast.'
Waar moet de methode nog meer rekening mee houden om geschikt te zijn voor de GWW?
Er zijn meer unieke kenmerken van de GWW-sector die nog in de methode moeten worden verwerkt, in de vorm van specifieke of aangepaste beoordelingsfactoren en in de formules. Denk aan het feit dat bouwwerken door veranderende eisen vaak eerder worden vervangen, de invloed van weer, zout en pekel waardoor verbindingen aangetast kunnen worden, en verschillende typen (relevante) verbindingen zoals lijnverbindingen in riolering. Daarnaast zijn GWW-bouwwerken onderdeel van een infrastructuurnetwerk: afsluiten, verbouwen en vervangen beïnvloedt het functioneren daarvan. Met eenvoudigere basisprincipes kan de GWW-methode echt breed ingezet worden, stelt de verkenning.
Waarom is losmaakbaarheid zo belangrijk voor circulaire bouw en infrastructuur?
Maarten vindt dat we verder moeten kijken dan de projectgrenzen alleen om de klimaatdoelen te kunnen halen. 'De transitie-opgave die we hebben (circulair bouwen in 2030) is veel groter, en de milieu-impact moet ver naar beneden. Losmaakbaarheid gaat over hoogwaardig hergebruik. Het zijn deze aspecten, zoals losmaakbaarheid, die maken waardoor je duurzaam bouwt. De vraag is: hoe (hard) moet je dit toepassen om echte impact te maken? Nieuw is dat deze methode een score biedt, waardoor je kunt sturen op, communiceren over en aanbesteden op hergebruik en lagere milieu-impact.'
Mike: 'Deze methode is geen doel, maar een hulpmiddel voor de ontwerper, architect of constructeur om aan de hand van specifieke details een oordeel te vormen over die losmaakbaarheid. Het gaat om besef: wat ontwikkelen we nu precies? Normaal kijk je naar zaken als: hoe maak je dingen vast, lucht- of waterdicht en bereikbaar? Nu gaan we een stapje verder: als we het vervangen, kunnen we dan meer doen? Op veel factoren die hergebruik in de toekomst beïnvloeden, hebben wij nu geen invloed. Bijvoorbeeld veranderende wet- en regelgeving of hoe bouwwerken gebruikt gaan worden. We kunnen echter wel zorgen dat we nu bouwwerken losmaakbaar maken, zodat deze in de toekomst zo makkelijk mogelijk kunnen worden hergebruikt.'
Omdat tijd en locatie in de GWW nog invloedrijker is, wordt losmaakbaarheid extra belangrijk, stelt Maarten. 'Vroeger werd een weg 2-3 weken afgesloten om een rotonde te plaatsen en lag er een bypass-weg met alle milieu- én economische/toegankelijkheidsimpact van dien. Nu hebben we prefab cementloze betonnen elementen waarmee we binnen een weekend een rotonde kunnen plaatsen. Aan het einde van de levensduur worden de elementen uit de rotonde getild en hergebruikt. Dat scheelt kosten, maatschappelijke impact en CO2-uitstoot, doordat verkeer minder omrijdt en we minder elementen produceren.' Mike geeft nog een voorbeeld: 'En een weg van klinkers is super losmaakbaar, maar niet zo geschikt als er vrachtwagens met 100 km/u overheen moeten rijden. Je moet altijd naar de functie en locaties kijken.'
Een losmaakbaar gebouw is niet per se een herbruikbaar gebouw. Je kan een gebouw volledig losmaakbaar bouwen en vervolgens alsnog storten of verbranden
In welke fasen van een project kun je deze methode gebruiken?
De methode leent zich juist voor verschillende fasen in het project. Het geeft richting aan het stellen van eisen in een aanbestedingsproces of om inschrijvingen te beoordelen, handvatten voor de ontwerpers/constructeurs, en is een tool om leveranciers meer te laten werken met losmaakbaarheid of om levensduurverhogend onderhoud te plegen. Mike: 'Normaliter kijken we naar een project met de blik op de levensduur van het totale product. Met losmaakbaarheid is dat heel anders: het geeft een bredere blik.'
Op dit moment volgt de volgende stap richting een echte methode. Hoe pak je dat aan?
Maarten en Mike werken samen aan verbetering van de methode voor de GWW. 'We zijn nu bezig met een analyse van de sector,' vertelt Maarten. 'We gaan kijken welke indicatoren dus passen bij de GWW, en de methode testen op casussen. Het eindresultaat moet één methode zijn, die daarna nog zal worden getoetst en geüpdatet.' Er moet steeds goed worden gekeken hoe je de losmaakbaarheidsscore gebruikt. Mike: 'Soms krijgt een slecht losmaakbare verbinding een hoge score omdat factoren elkaar compenseren. Een meetmethode is nooit af. In de B&U sector is de formule aangepast zodat factoren elkaar niet meer compenseren. Daar kom je in de praktijk achter.' Maarten vult aan: 'Er zijn daarnaast altijd uitzonderingen op de regel. Hoe ga je daarmee om? Dat geldt voor alle sectoren.'
Hoe kijken jullie naar de toekomst?
Alba Concepts en Witteveen+Bos betrekken verschillende partijen om casussen te verzamelen waar de methode op kan worden getest. 'Zo komen we tot een goed onderbouwde methode, die is getoetst met de markt en brengen we theorie en praktijk samen. Daarna zorgt een nieuw traject voor een nog bredere toepassing van de methode.' Gevraagd naar hun blik op de toekomst, tonen beide mannen hun ambitie. Mike: 'Ik zou het supergaaf vinden als deze methode in een milieu-impactscore of andere meetmethode verwerkt wordt, zodat je een gedegen afweging kan maken.' Maarten ziet losmaakbaarheid als een vertaling van de cirkel van het leven. 'Ik denk aan ‘houses like trees, cities like forests’. Hoe mooi zou het zijn als de gebouwen en infrastructuur na hun levensduur de nutriënten van nieuwe anorganische producten leveren? Net als een dode boom dat doet voor biodiversiteit. Daar doe ik het voor.'