![Hoeve Nieuw Zwanenburg](https://circulairebouweconomie.nl/wp-content/uploads/2025/01/Hoeve-Nieuw-Zwanenburg-600-150x150.png)
Hoe project Nieuw Zwanenburg bijdraagt aan duurzamere infrastructuur
8 januari 2025![Circulaire werf Apeldoorn](https://circulairebouweconomie.nl/wp-content/uploads/2025/02/Circulaire-werf-Apeldoorn-150x150.png)
Gemeente Apeldoorn stimuleert hergebruik van materialen met circulaire werf
5 februari 2025Circulaire routekaart voor installaties in de maak
![Productgroep klimaatinstallaties](https://circulairebouweconomie.nl/wp-content/uploads/2025/02/Productgroep-installaties-600-600x480.png)
Circulaire routekaart voor installaties in de maak
De productgroep Circulaire Klimaatinstallaties bereidt een routekaart voor om te komen tot een 25 procent lagere MKI-score voor klimaatsystemen in 2030. Waarom is dit zo belangrijk en welke problemen moeten getackeld worden? Ruben Zonnevijlle, Atze Boerstra en Martijn Kerssen lichten toe. ‘Bewustwording is het belangrijkste.’
Zo’n 40% procent van de milieu-impact van een gebouw komt voor rekening van installaties (bron: EIB), waarvan klimaatinstallaties naast elektrotechnische installaties een aanzienlijk onderdeel uitmaken. Die impact neemt toe omdat er steeds meer installaties in gebouwen toegepast worden. Denk aan zonnepanelen, warmtepompen en airco’s. Voor die apparaten is veel metaal nodig en deze zijn vaak ook van het kritieke soort, wat de milieu-impact verder vergroot.
Productgroep vertegenwoordigt bouw en maakindustrie
Om zuiniger en slimmer met producten en grondstoffen om te gaan, werkt de overheid in verschillende productgroepen samen met het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Ook voor klimaatinstallaties is een productgroep in het leven geroepen. Deze productgroep Circulaire Klimaatinstallaties bereidt een routekaart voor die de markt moet helpen bij de reductie van de ecologische voetafdruk van materialen in installaties.
![Productgroep klimaat installaties](https://circulairebouweconomie.nl/wp-content/uploads/2025/02/Werkgroep-klimaat-1024.jpg)
Atze Boerstra, Ruben Zonnevijlle, Martijn Kerssen. Foto: Marco Hofste
De productgroep Circulaire Klimaatinstallaties is een samenwerking tussen de Transitieteams Circulaire Bouweconomie en Circulaire Maakindustrie en bestaat uit:
- Ruben Zonnevijlle, programmamanager DGBC;
- Atze Boerstra, managing director bba binnenmilieu en hoogleraar Building Services Innovation TU Delft;
- Martijn Kerssen, senior business development manager Circulaire Economie bij Oost NL.
De productgroep wordt ondersteund door Thomas Wellink (senior adviseur Duurzaam & Innovatief Bouwen bij RVO).
De samenstelling van de productgroep is zo gekozen dat alle markt- en kennispartijen zich vertegenwoordigd kunnen voelen. De leden hebben ieder een specifiek netwerk. Ruben Zonnevijlle onderhoudt nauwe contacten met marktpartijen in bouw en vastgoed, Atze Boerstra met de wetenschap en Martijn Kerssen met partijen in de maakindustrie.
Doel routekaart: 25/50/100
De routekaart moet gaan helpen om te komen tot een 25 procent lagere score op de Milieu Kosten Indicator (MKI) voor klimaatsystemen in 2030 ten opzichte van 2016. Dit effectdoel is afkomstig uit het Nationaal Programma Circulaire Economie en is vertaald in twee circulaire doelstellingen:
- In 2030 is de functionele levensduur van klimaatsystemen met 50 procent toegenomen ten opzichte van 2016;
- In 2030 wordt 100 procent van de componenten en toestellen hoogwaardig gerecycled of hergebruikt na einde leven.
Kort samengevat is het doel voor 2030 dus 25% MKI reductie, 50% levensduurverlenging, 100% hergebruik.
Bewustwording is allerbelangrijkste
De routekaart wordt in maart 2025 gepresenteerd. Hoe gaat deze eruit zien? Ruben Zonnevijlle licht toe: ‘In de routekaart zullen we doelen omschrijven en deze vertalen naar concrete acties en tussendoelen voor de korte en lange termijn. We willen handvaten bieden voor alle marktpartijen in de sector om aan de slag te gaan en door te pakken. Maar de routekaart moet vooral op de kaart zetten dát klimaatinstallaties een grote milieu-impact hebben.’
Atze Boerstra onderschrijft dat volledig: ‘Die bewustwording moet ontstaan bij alle partijen in de keten; van architecten tot leveranciers en installateurs. Als je nu met een techneut aan tafel zit gaat het vooral over energiebesparing. Dat de installaties die daarvoor nodig zijn ook een hele grote milieu-impact hebben is minder bekend.’
Boerstra zou zelfs graag nog een stapje verder gaan en ook sociale duurzaamheid erbij betrekken. ‘Veel van de metalen die in installaties gebruikt worden, zoals kobalt en koper, zijn afkomstig uit mijnen in kwestieuze landen. Daar kan bijvoorbeeld kinderarbeid aan te pas komen. Je zou eigenlijk alleen metalen uit verantwoorde mijnbouw moeten gebruiken.’
Willen bedrijven vervolgens werken aan vermindering van de milieu-impact, dan heeft dat consequenties, zegt Boerstra. Ook daarbij speelt bewustwording een grote rol. ‘Je zult met alternatieve oplossingen moeten komen. Installaties die bijvoorbeeld minder componenten bevatten. Of hergebruik van onderdelen. Dan ontmoet je weerstand, want installateurs willen graag werken met bewezen technieken en opdrachtgevers willen graag garanties op comfort en levensduur. Van die consequenties moet de keten zich ook bewust zijn. Het gaat om weten en vervolgens willen.’
Scope van de routekaart
Hoe ver strekt de routekaart zich uit? Er zijn drie invalshoeken om dat te bepalen: producten, gebouwen en de keten.
Wat betreft producten gaat het om installaties die nodig zijn om gebouwen te verwarmen, te koelen en te ventileren. Dus van opwekking tot distributie en afgifte. Boerstra: ‘We bekijken het in brede zin. Ook de regeltechniek valt eronder. Plus bijvoorbeeld de koudemiddelen die gebruikt worden in warmtepompen, die hebben ook grote impact.’
Bekijk je het vraagstuk op het niveau van gebouwen, dan pleit de productgroep voor een aanpak waarin vier segmenten worden onderscheiden. De eerste onderverdeling is tussen woningen en utiliteitsgebouwen. En binnen die segmenten kun je weer onderscheid maken tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Zonnevijlle: ‘Per kwadrant kiezen we een oplossingsrichting. Daarbij sluiten we bouwkundige ingrepen niet uit. Isolatie kan bijvoorbeeld de benodigde omvang van klimaatinstallaties reduceren. Maar ook het ontwerp van een gebouw kan bijdragen aan een efficiënt gebruik van installaties.’
En dan is er de waardeketen met veel verschillende soorten partijen die allemaal een rol spelen bij het circulair maken van installaties. Adviesbureau Copper8 heeft deze keten schetsmatig in beeld gebracht. Van de fabrikanten helemaal links tot de klanten helemaal rechts:
![Partijen in de installatieketen](https://circulairebouweconomie.nl/wp-content/uploads/2025/02/Partijen-in-de-keten.png)
Bron: Copper8
Martijn Kerssen ziet grote uitdagingen in de keten: ‘Over het thema circulariteit wordt niet over de hele keten heen gecommuniceerd. Aanpalende partijen praten er wel met elkaar over, maar een installateur zal niet snel met een grondstoffenleverancier in gesprek gaan. Die communicatie is wel belangrijk en de routekaart kan daarbij helpen door het vraagstuk inzichtelijk maken. Om een voorbeeld te noemen: de weg die een product moet afleggen voor refurbishment, dus terug richting leverancier, is vaak onduidelijk. En waar sla de retourstromen op en hoe organiseer je de revisie? De informatievoorziening daaromtrent kan veel beter.’
Zowel Zonnevijlle als Boerstra en Kerssen benadrukken het gewicht dat opdrachtgevers in de schaal kunnen leggen om de keten circulair te krijgen. Boerstra: ‘De uitvraag van een opdrachtgever kan de installateur en daarmee ook de leveranciers dwingen om een installatie circulair aan te leggen. Een grote partij als het Rijksvastgoedbedrijf is daar al mee bezig in pilots.’
Gezamenlijk belang
Om de markt mee te krijgen moet er nog heel wat gebeuren. Zo constateert Kerssen dat het huidige economische model een weeffout bevat: ‘De meeste bedrijven sturen op kostprijsreductie. Bij de focus op de aanschafprijs wordt door opdrachtgevers weleens vergeten de totale levensduur van een product mee te wegen. Garantie wordt te veel gezien als kostenpost, terwijl het een incentive zou moeten zijn om een product zo lang mogelijk te laten werken. De in- en verkoopgesprekken zouden dus niet alleen over prijs moeten gaan, maar juist ook over kwaliteit, langere levensduur en hergebruik.’
Een extra argument voor hergebruik van materialen en producten, is het versterken van de strategische autonomie van de economie. De Critical Raw Materials Act van de EU laat zien dat juist in installaties veel metalen gebruikt worden die geïmporteerd moeten worden. ‘Op termijn kan daar schaarste ontstaan, zeker als de geopolitieke spanningen blijven voortduren,’ aldus Boerstra. ‘Hoe minder we nodig hebben en hoe meer we kunnen hergebruiken, hoe beter het is. Er is een groot gezamenlijk belang.’
Europa
In hoeverre spelen Europese wetten en maatregelen een rol? Zonnevijlle: ‘Dat speelt nog niet meteen, maar ze komen er wel aan. Nederland is op het vlak van circulair bouwen nog wel redelijk uniek, denk aan de MPG, maar hierin komt wel steeds meer verandering door Europese ontwikkelingen.’
Relevante Europese maatregelen:
- EPBD IV: Whole Life Carbon voor nieuwe gebouwen.
- CPR en Ecodesign: inzichten in milieu-impact en digitale data van bouwproducten, alleen is de vraag op welke manier klimaatinstallaties hier nu onder gaan vallen.
- CSRD: grote bedrijven die moeten rapporteren op CO2-emissies, zo ook de grote installatiebedrijven. Zij vragen daarom steeds meer inzicht en data van hun ingekochte producten, dus ook klimaatinstallaties.
- Critical Raw Materials Act: Europa gaat plannen maken om de levering en beschikbaarheid van kritische grondstoffen zeker te stellen.
Bron:
Een overzicht van EU-beleid voor de Nederlandse bouw- en vastgoedsector, DGBC.
Beoogde effecten
Welk effect moet de routekaart gaan opleveren in de praktijk, naast een algehele bewustwording in de markt rond dit thema? Zonnevijlle: ‘We moeten kansen creëren aan de vraagkant door corporaties en beleggers te mobiliseren om circulariteit in hun uitvraag mee te nemen. Als dat gebeurt ontstaat er een markt en kan de aanbodkant gaan innoveren.’ En Boerstra hoopt dat er snel pilotprojecten gaan ontstaan: ‘Concrete projecten met bovengemiddelde ambities heb je altijd nodig om iets los te maken. De resultaten moeten we vervolgens zichtbaar maken zodat de markt ervan kan leren.’